Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed
Franse wetgeving
Op 1 januari 1811 werd de Franse wetgeving ingevoerd, gemeenten werden administratieve eenheden. De Franse Gemeentewet van 1811 bepaalde een minimum omvang van 500 inwoners, gestreefd moest worden naar 2000. Ook werd in 1811 het kadaster door Napoleon ingevoerd in de Nederlanden bij Keizerlijk decreet van 21 oktober 1811. Veel publiekrechterlijke taken van Boermarken gingen over op gemeenten.
Markescheidingen
Zo rond de jaren 1830-1840 kwamen de markescheidingen op gang. Dit hield in dat gedeelten van het gemeenschappelijk bezit, op basis van het waardelen-bezit, in particulier bezit kwam. Dit werd ook uit economisch oogpunt kennelijk beter gevonden. Uit die tijd stamt het gezegde: maandegoed is schaandegoed. Waar niet tot een markescheiding kon worden gekomen, kwam een speciale regeling tot stand in de Markenwet van 1886. Voor Drenthe was dat van weinig praktisch belang omdat een groot gedeelte van de Drentse marken al verdeeld was. Veel taken van marken werden overgenomen door rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Niet alle gronden kwamen bij particulieren terecht. In heel veel dorpen bleven brinken en kleine overhoekjes gemeenschappelijk bezit van de Boermarke.
Drentse Boermarken actief
Na 1886 bleven Boermarken in Drenthe op vele plaatsen actief met o.a. het verhuren van de jacht aan de jagers namens de grondeigenaren. Met het geld worden soms machines of kleine werktuigen gekocht t.b.v. van boeren en soms ook burgers ; een ander deel van het jachtgeld wordt gebruikt voor sociaal-culturele activiteiten in dorpshuizen, dorpsactiviteiten en onderhoud van kleine stukjes grond op het platteland, zoals voor brinken, ijsbanen, wegen, bosjes. Soms worden wandelpaden aangelegd door Boermarken, bankjes en markestenen geplaatst of poelen en dobben opgeschoond. Verschillende Boermarken zijn ook actief met het verzamelen en in kaart brengen van historische veldnamen